Kinderen komen op de basisschool met totaal verschillende culturele en verstandelijke bagage. De zegen van een basisschool is dan ook dat het nog een van de weinige plekken in ons land is waar alle culturen samenkomen. Als docent moet je daar maar op in kunnen spelen. En als kind moet je daar maar mee uiteenzetten, dat is niet eenvoudig als vier/vijfjarige. Je zult maar sociaal angstig, sociaal onhandig, dyslectisch, druk, slecht nederlands spreken of erg intelligent zijn. Dan moet je je maar kunnen aanpassen aan de norm, aan het gemiddelde.
Talenten gaan verloren
Het nadeel daarvan is dat je gave, je talent al snel ondergesneeuwd raakt. Je gave om goed te kunnen focussen, je hoge mate van gevoeligheid, je creatieve snelle geest, je eigen cultuur of je cognitieve gave krijgt weinig aandacht. Datgene wat jou bijzonder maakt als kind, blijkt vaak onhandig in een klas. Die talenten van jezelf kun je maar beter onderdrukken. Dat geldt zeker ook voor kinderen die erg intelligent zijn. In het gunstige geval gaan ze onderpresteren om zich aan te passen aan hun vriendjes/vriendinnetjes. De enige schade die ze dan oplopen is dat hun talent niet benut wordt, iets waar ze waarschijnlijk hun leven lang wel last van zullen blijven houden. In een minder gunstig geval laten ze blijken dat de school / de klas niet aansluit bij hun niveau. Dan worden het “lastige kinderen”. En al te lastige kinderen die krijgen een stempel, een diagnose.
De diagnose
Soms brengt een diagnose rust, helpt het. Dan krijgen de leerkracht en de ouders heldere richtlijnen die helpen het “lastige kind” beter te begeleiden. En wees eerlijk, daar is het kind bij gebaat. In het minder gunstige geval wordt een diagnose gebruikt als excuus waarom het kind niet handelbaar is en niet te handhaven is op school. Dan krijgt het kind de schuld zonder dat het adequate hulp krijgt. In beide gevallen, het gunstige en het ongunstige, wordt er veel te weinig gedaan met wat het kind wel goed kan. Te weinig genoten van wat er wel is.
Klas overslaan of blijven zitten
Een voorbeeld hiervan is dat van een kind dat ik in groep drie heb geholpen met rekenen. Mij was gevraagd om het kind te helpen. Het rekende slecht en werd bovendien snel boos en bleef dan de hele dag boos. Na een paar keer samen met het kind gerekend te hebben zijn we naar de juf van groep drie gegaan met de sommen die we hadden gedaan. De wortels van 144 en 169, hoe je gemakkelijk 123×199 uit je hoofd kon berekenen en nog wat van die voorbeelden. Toen begreep de juf dat er iets anders aan de hand was dan slecht rekenen. Waarom dit kind de sommen van 3 + 6 en zelfs die van 11 + 24 zo ongeïnteresseerd en slecht maakte. Dit kind heeft toen geen diagnose gekregen, wel is het een klas hoger gezet. Niet een bijster gelukkige oplossing, maar het bracht voor alle partijen wel rust en dat is fijn. Met het intellect is verder niet zo veel gedaan. Een enkele bijzondere rekenles en een tijdje een apart klasje voor slimme kinderen. Als je het kind nu zie, dan merk je niets van het rekenbrein, keurig aangepast.
Lichtjes in de ogen
Slechts af en toe heb ik nog diezelfde glinstering in de ogen van het kind gezien als ik gezien hebt toen het mij uitlegde dat als je weet hoeveel 12 x 12 is, dat dan 11 x 13 één minder is. En dat dat voor ieder kwadraat geldt (reken maar na 8^2 en 7 x 9 etc). Ik denk dat de niet gemakkelijke uitdaging is om voor ieder kind, met dyslexie, adhd, ASS, hoogbegaafdheid of dyscalculie, te vinden hoe dat kind weer bij zijn eigen les, zijn eigen ontwikkeling kan komen. Een diagnose kan soms een hint geven hoe je dat kind weer “aan” kunt zetten. Mijn ervaring is dat als je een uurtje in de week met het kind gaat zitten en werkelijk het kind volgt (met of zonder diagnose), je het kind weer “aan” krijgt. Dat het zijn eigen ontwikkeling weer oppakt.