Mijn haptotherapeutisch werken bij ’s Heeren Loo met mensen met een verstandelijke beperking en in mijn eigen praktijk met normaal begaafde kinderen en volwassenen hou ik gescheiden. Een ordening die mij helpt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik me niet wederzijds laat inspireren. Het werken op ’s Heeren Loo inspireert me zeker in mijn werk met normaal begaafde kinderen. Het is telkens zoeken naar de wijze waarop je kunt aansluiten bij die ander, zonder jezelf kwijt te raken. Het is iedere keer weer een hele bevestiging voor mij als ik mag ervaren dat wie ik ben, genoeg is voor die ander om met mij het contact aan te gaan. Ja, ik ben ook maar een mens.
Jan, licht verstandelijk beperkt en in de knoei
Jan komt, samen met zijn begeleider, met de hulpvraag dat hij tot niets komt en regelmatig zo boos is dat de politie er bij gehaald wordt. Als ik naar Jan kijk zie ik een hele stoere man. Vaak praten we over niets belangrijks, eigenlijk alleen maar over leuke dingen. Dan hebben Jan en ik het goed samen. Soms wordt Jan ineens bang van een geluid. Eerst bang en dan al snel flink boos. De neiging die Jan dan bij me oproept is om een stapje achteruit te doen. Als ik dat niet doe, maar juist naar hem toe ga, een hand op zijn schouder leg en zachtjes vraag wat hij hoort dan ontspant hij weer. Het contact dat Jan van schrik kwijt was geraakt met zichzelf en met mij, is dan weer hersteld. De ingang is zijn lijf, die hand op zijn schouder. We kunnen het weer goed hebben samen. Door dit een aantal keer zo te ervaren krijgt Jan steeds meer vertrouwen: eerst in mij, later ook in zichzelf. Doordat de begeleiders van Jan ook meekomen en meedoen, ervaren zij de waarde van het samen goed hebben, contact hebben. Om vanuit het (fysieke) contact de dagelijkse taken op te pakken.
Toosje, 13 jaar medische zorg
Toosje is 13 jaar en heeft veel medische zorg nodig gehad, ze heeft het RETT syndroom is is vanaf haar tweede vooral achteruit gegaan. De laatste twee jaar is ze bijna alleen maar ziek geweest. Haast meer een medisch geval dan Toosje. Ze ligt in bed en wordt goed verzorgd, de begeleiding heeft veel zorgen over haar. Ik kom de eerste vijf keer alleen maar bij haar zitten en masseer soms zachtjes haar lijf, daar waar het blijkbaar geen pijn doet. Ook doe ik tijden niets, gewoon bij haar zitten met een hand op haar kleine lijf. Wat het mij doet? Ik voel me heel onmachtig. Wat kan ik voor haar betekenen met zo weinig? Heel langzaam begint Toosje te reageren op mijn aanraken. Het weinige is blijkbaar op maat voor Toosje. En dan komt het moment dat ze mijn hand pakt en die wrijft over haar lijf. Toosje ervaart dat als ze contact maakt met haar omgeving dat ze die kan beïnvloeden. Dat is een hele andere ervaring dan passief verzorgd worden. De begeleiding ziet dit en besluit vijf minuten per week (!) bij haar te gaan zitten en ook niets te doen. In een jaar tijd ontwikkeld Toosje zich van een kritisch medisch geval naar iemand die expressief, vrolijk en boos aanwezig kan zijn en soms, ja soms ook medische verzorging nodig heeft.
Normale kinderen
Bij het werken met normale kinderen in mijn eigen praktijk heb ik meestal de luxe niet om zo lang met hetzelfde kind te werken, dat is ook niet nodig. Vaak zijn de ingrediënten “gewoon mezelf zijn” en “aansluiten bij de ander” voldoende voor het kind, en ouders, om in vier of vijf keer weer vrij te komen van de ballast die het had opgedaan. Soms, als de ballast al langer wordt meegezeuld, dan kan het langer duren. Als therapeut heb ik het grote voordeel dat ik werkelijk helemaal vrij sta tegenover het kind. Ik heb het verleden niet meegemaakt en het kind hoeft niets bij mij. Dat is een vrijheid die voor het kind genoeg is om binnen een paar keer weer vrijer te komen van wat er dwars zat. Het enige nadeel is dat ik zo kort contact heb met het kind. In die vijf keer ga ik toch houden van het kind. Dat maakt de combinatie van werken met mensen met en zonder een beperking zo mooi: Bij de een ben ik lange tijd betrokken en bouw, ondanks alle beperkingen een meer intieme band op. Bij de ander is het genieten om te zien hoe veerkrachtig en sterk kinderen toch zijn. Voor beide groepen geldt, verstandelijk beperkt of niet, dat het kind/de mens zelf zijn eigen balans weet te vinden. Ik hoef slechts uit te nodigen om (weer) te gaan zoeken naar die balans.
Ps: Jan en Toosje zijn verzonnen namen.